04 mei 2020 22:06 door josq
Kwintparallellen vermijden... ik hoor wel vaker dat mensen dit leren door te oefenen met sequensen. Sequensen zijn belangrijk, maar ik miste altijd een stukje van de puzzel.
Ik heb zelf enorm veel baat gehad bij een kennismaking met de "8-5-3"-methode. Schijnbaar wordt die methode ook omschreven in het boek "In goede harmonie" dat hierboven is genoemd, maar ik heb dat nooit in handen gehad.
In het kort komt het er op neer dat je begint te harmoniseren met bijvoorbeeld een psalm, en dat je dan in het begin alleen akkoorden in enge ligging gebruikt, en geen omkeringsakkoorden. Dan heb je per akkoord drie mogelijkheden: octaafligging (8), kwintligging (5) en tertsligging (3). De bedoeling is dat je nooit twee keer dezelfde ligging achter elkaar speelt.
Eerst even een klein stapje terug. Hoe maak je akkoorden? Door vanaf een grondtoon steeds een terts erbovenop te stapelen. Met de witte toetsen is dat steeds 1 toets overslaan. Voor een drieklank op C kun je dus een C, een E en een G gebruiken (voor een vierklank komt de B erbij, wat een nogal dissonant septiemakkoord oplevert). Je kunt allerlei combinaties gebruiken van een C, een E en een G, maar we beperken ons in eerste instantie tot enge liggingen, waarbij we de sopraan, alt en bas zo dicht mogelijk bij elkaar laten blijven.
Neem dus bijvoorbeeld dit akkoord op C. Gebruik telkens een C in de bas (dus de grondligging, geen omkeringsakkoord), en varieer de tenor, alt en bas. C-E-G is kwintligging (5), E-G-C is octaafligging (8), G-C-E is tertsligging (3).
Vergelijk in deze drie varianten de sopraan en de bas:
(5): de G ligt een kwint (plus een octaaf) boven de C, vandaar kwintligging. Een kwint komt overeen met 5 tonen.
(8): de C van de sopraan een octaaf (of twee octaven) boven de C van de bas, vandaar een octaafligging. Octaaf: 8 tonen
(3): de E ligt een terts (plus een of twee octaven) boven de C, vandaar tertsligging. Terts: 3 tonen.
Vervolgens (binnen de toonladder op C, dus alleen de witte toetsen) het akkoord op D, met telkens een D in de bas. D-F-A is (5), F-A-D is (8), A-D-F is (3).
Het akkoord op E, telkens een E in de bas... G-B-E, E-G-B, en B-E-G zijn respectievelijk (8), (5) en (3).
Enzovoorts voor de andere akkoorden binnen de toonladder van C. En als je de toonladder in C hebt gehad kun je verder met alle andere majeur- en mineurtoonladders.
De hele truc is nu dat als je van het ene naar het andere akkoord gaat, je nooit twee keer dezelfde ligging gebruikt. Ga je van 8 naar 5, of van 5 naar 3, of van 3 naar 8, of omgekeerd, dan zit je binnen deze strenge regels altijd goed (zelfs wanneer je akkoorden uit twee verschillende toonladders gebruikt!)
Dus in een melodie waarin een G gevolgd wordt door een A, niet harmoniseren met C-E-G (5) en dan D-F-A (5), want dat is twee keer een 5 achter elkaar, en inderdaad, je hebt een kwintparallel te pakken tussen C-G en D-A.
Hoe dan wel? Bijvoorbeeld C-E-G (5) en dan C-F-A (3). Andere mogelijkheid: B-E-G (3) en dan D-F-A (5) Die laatste mogelijkheid levert een sequens op waarbij je van III naar II gaat, niet heel gebruikelijk, maar wel prima mogelijk dus. Door alleen maar sequensen te leren kom je niet zo gauw op dit soort mogelijkheden.
Vervolgens kun je vanuit deze veilige basis jezelf allerlei vrijheden gaan veroorloven en langzamerhand steeds meer wijde liggingen, omkeringsakkoorden, septiem- en none-akkoorden, voorhoudingsakkoorden, toevallige verhogingen, modulaties, etcetera gaan gebruiken. Volop ruimte voor creativiteit en ontdekkingen hier! Waarbij je natuurlijk steeds in de gaten houdt of een nieuw bedenksel niet een kwintparallel oplevert. Zo breidt je vanuit een vaste, betrouwbare basis je mogelijkheden steeds verder uit.
En uiteindelijk geldt ook nog, als je eenmaal goed weet wat je doet (dus geen tip voor de luie organist): als een kwintparallel goed klinkt, dan mag ie.
Laatst bijgewerkt door
josq op 05 mei 2020 00:12, in totaal 1 keer bewerkt.